Overheid en netbeheerders staan voor fundamentele keuzes als het gaat om de toekomst van het aardgasnetwerk. De aardgasproductie wordt teruggedraaid, de productie van groen gas neemt toe, en de plannen voor waterstof ter vervanging van aardgas zijn legio. Welke rol gaat het aardgasnet spelen voor deze ‘nieuwe gassen’? Stedin zet de knelpunten en de te maken keuzes op een rij in een nieuw discussiestuk.
De productie van groen gas door vergisting van bijvoorbeeld mest of rioolslib neemt langzaam doch gestaag toe de afgelopen jaren. Van ruim 80 mln kubieke meter in 2016 tot 148 mln in 2019. Dit duurzame gas wordt ingevoed in het Nederlandse gasnetwerk dat op deze manier iets groener wordt, want minder afhankelijk van fossiel aardgas. Maar de hoeveelheid groen gas stelt zo goed als niets voor als het gaat om het totale gasverbruik in Nederland.
Zelfs in 2030 zal groen gas maar een beperkte rol spelen. Het Klimaatakkoord spreekt over een potentiële productie van 70 PJ groen gas (zo’n 2 mrd kubieke meter) in 2030, al is er nog onzekerheid over de methoden waarmee dat zou moeten worden geproduceerd zoals zogeheten superkritische watervergassing. Om deze hoeveelheid in perspectief te zetten: 70 PJ groen gas komt overeen met ruwweg 5% van het Nederlandse aardgasverbruik in 2019. Tegelijkertijd gaat de Nederlandse aardgasproductie omlaag en gaan wijken voor hun verwarming van het gas af. De openstaande vraag is daardoor of het aardgasnetwerk (deels) in stand moet blijven voor groen gas.
Naast groen gas is waterstof het belangrijkste andere duurzame gas in opkomst -zolang het gaat om de plannen die daarvoor worden gemaakt. Het is mogelijk om waterstof bij te mengen bij aardgas en zodoende aardgas ook enigszins te vergroenen. De behoefte aan zuivere waterstof als grondstof is echter groot en in die hoedanigheid is het ook meer waard dan als brandstof. Dat betekent dat een apart netwerk voor waterstof valt te verkiezen boven het bijmengen in aardgas.
Waar moeten netbeheerders op rekenen?
Waar laat dit de netbeheerders die keuzes moeten maken over het gebruik van hun gasnetwerk en beslissingen over investeringen voor de lange termijn? Stedin heeft de opties in een matrix gezet en is gekomen tot een voorkeursvariant.
De eerste optie is een landelijk dekkend gasnet met één gaskwaliteit in de regionale netten, waarin groen gas en waterstof kunnen worden ingevoed. De tweede optie is opzetten van twee gescheiden landelijke netten voor waterstof en groen gas, terwijl per regio wordt gekeken op welke van de twee het lokale net moet worden aangesloten. Naast het gasnet komt er dus een ‘waterstofbackbone‘, waar nu de Gasunie haar zinnen al heeft gezet. De laatste optie is geheel gescheiden regionale netten met verschillende gaskwaliteiten.
Stedin ziet momenteel vooral voordelen in optie twee. Dit voorkomt dat waterstof waarde verliest door bijmenging in aardgas en voorkomt ook dat alle apparatuur bij afnemers moet worden aangepast omdat het geleverde aardgas een hoger waterstofgehalte krijgt. Er staan echter wel vragen open, zoals het toekomstige EU-beleid aangaande duurzame gassen (gaat de EU voor verplichte bijmenging van waterstof?) en de toekomstige beschikbaarheid van duurzame gassen. Met andere woorden: waar moeten de netbeheerders precies op rekenen qua aanbod? Plannen voor waterstof en groen gas zijn er genoeg, maar hoe zal de realisatie verlopen?
Drieluik Stedin
Onderhavig discussiestuk is het derde en laatste deel van een drieluik. Het eerste deel uit februari behandelde de mogelijke rol van waterstof in de gebouwde omgeving. Afgelopen zomer volgde deel twee getiteld: Bouwstenen voor een betaalbare warmtetransitie in de gebouwde omgeving.
Bron: Energeia, 29 december 2020